Over taalniveaus

De taalniveaus geven aan hoe vaardig een taalgebruiker is. Het taalniveau van lezen, luisteren, schrijven, spreken en gesprekken kan gemeten worden.

Verschil in aanduidingen

Er zijn twee verschillende aanduidingen voor de taalniveaus.

  • Voor Nederlandstaligen gebruiken we de referentieniveaus uit de Standaarden en eindtermen VE (Instroom, 1F, 2F). De taalniveaus lopen op in moeilijkheid. Als een Nederlandstalige bijvoorbeeld niveau 2F heeft, beheerst hij ook de lagere niveaus (Instroom en 1F).
  • Voor anderstaligen gebruiken we de ERK-niveaus uit het Raamwerk NT2 (A1, A2, B1, B2, C1 en C2). De taalniveaus lopen op in moeilijkheid. Als een anderstalige bijvoorbeeld niveau B2 heeft, beheerst hij ook de lagere niveaus (A1, A2 en B1). Let op: Niet iedere taalgebruiker zal het hoogste niveau behalen.

Sterk vergelijkbaar, maar niet hetzelfde

De Standaarden en eindtermen ve en het Raamwerk NT2 worden vaak door elkaar gebruikt. Ze lijken sterk op elkaar, maar ze zijn niet hetzelfde. Ze zijn namelijk voor verschillende doelgroepen.

Verschillen in taalniveaus

Er zijn dus verschillen tussen de aanduidingen in taalniveaus. Het verschil komt doordat de tekst bedoeld is voor een Nederlandstalige of anderstalige. Het niveau 1F is niet hetzelfde als het niveau A2. En zo is het niveau 2F ook niet hetzelfde als het niveau B1. Dit komt omdat de taalgebruiker met het niveau 1F of 2F is opgegroeid met de Nederlandse taal. Hierdoor heeft hij in zijn opvoeding al veel woorden geleerd. Ook kent hij de afspraken bij bijvoorbeeld het bellen van een huisarts. De anderstalige taalgebruiker heeft dit niet meegemaakt. Dit betekent dat een anderstalige die het niveau A2 haalt, niet direct ook het niveau 1F heeft. Andersom heeft een Nederlandstalige die het niveau 1F haalt, vaak wel het niveau A2. Dit komt omdat een tekst op het niveau A2 meer woorden en situaties uitlegt.

Taalniveau A1-C2

  • Iemand met taalniveau A1 begrijpt woorden of namen die vertrouwd zijn en heel eenvoudige korte zinnen.
  • A2 is het niveau van iemand die het inburgeringsexamen gedaan heeft. Hij begrijpt korte eenvoudige teksten. Hij is in staat om informatie te vinden in eenvoudige teksten zoals een advertentie of een menukaart.
  • Mensen die taalniveau B1 hebben, begrijpen teksten die voor het grootste deel uit veelgebruikte woorden bestaan. Maar ze begrijpen ook moeilijker taal, als ze daar veel mee te maken hebben. Bijvoorbeeld door hun werk of hobby.
  • Heeft iemand taalniveau B2? Dan begrijpt hij een tekst waarin de schrijver een standpunt inneemt over een actueel onderwerp. Hij kan ook genieten van hedendaagse literatuur.
  • Met taalniveau C1 kan iemand lange en complexe teksten begrijpen. Hij kan specialistische artikelen en technische instructies begrijpen, zelfs als die over een ander vakgebied gaan. Hij waardeert complexe (oudere) literatuur en het gebruik van stijlen.
  • C2 is het taalniveau van zeer taalvaardige mensen. Ze begrijpen eigenlijk alle teksten. Of ze nu concreet of abstract zijn, bulken van jargon of metaforen maakt daarbij niet uit.
  Laaggeletterd Laaggeletterd Geletterd Geletterd Geletterd  
Raamwerk alfabetisering Alfa          
Referentiekader taal en rekenen Volwasseneneducatie (Meijerink) instroom 1F
eind basisschool
2F
eind vmbo
3F
eind mbo4 en havo
4F
eind vwo
 
Europees Referentiekader voor talen (Raamwerk NT2 / Anderstaligen)

A1 

BEGINNER

A2
Inburgeringsexamen

B1
Staatsexamen I
GEVORDERD

B2
Staatsexamen II
C1

VERGEVORDERD
C2

Volgens Bureau Taal heeft 40% van de volwassenen niveau B1 en worden overheidsteksten meestal op niveau C1 geschreven (75%).